Snaveltje toe, oogjes dicht?

Enkele jaren geleden lanceerde ik met Peter van Corler de website Camerakijken. We beoogden bij het oprukkende publieke cameratoezicht het publiek kennis te geven over waar die camera’s hingen. Als signaal natuurlijk dat bespied worden in de publieke ruimte ook zo zijn grenzen heeft. Een opvatting die, tot onze grote zorg, niet breed werd gedeeld. Dit zal verklaren waarom de site nu ook niet meer bestaat: het diende geen urgente behoefte behalve die van onze eigen opinie.

Is er sindsdien veel veranderd? Ja. Met sociale media en internet is privacy een artikel geworden waar naar hartelust mee geruild wordt. Publiek en privé. Krijg ik meer veiligheid, dan mag jij een stukje van mijn leven. Je wilt mij leuke aanbiedingen doen? Tuurlijk, leg maar vast wat ik leuk vind. En ook waar ik was en regelmatig naar toe ga…ja hoor, geen probleem!

En deze trend is parallel gegaan met een golf aan reality-programma’s. Nederlanders zien graag hoe anderen hun leven binnenstebuiten keren. Uit afgunst, leedvermaak of emotionele betrokkenheid. Maar zeker niet uit een structurele afkeer: dat ze dat doen, ik zou dat echt nooit niet doen! Reality-programma’s zijn de krenten uit de digitale pap: we roeren er allemaal in en de deelnemers aan die programma’s roeren het hardst en luidruchtigst.

Robert, wat is dan eigenlijk het probleem? Daar kom ik. Eerst iets meer context.

Privacy is ook maar een product. Een opvatting van de hogere klassen. Vanaf eind achttiende eeuw werd de samenleving voorgehouden onderscheid te maken tussen publiek en privé, tussen deugd en ondeugd, goed en slecht gedrag. De Maatschappij tot ‘t Algemeen Nut was in Nederland een belangrijk boegbeeld van deze beweging. De achtergrond van het beschavingsoffensief bestond uit morele, religieuze en gezondheidskundige overwegingen. Over de effectiviteit van de gebruikte instrumenten valt te twisten, maar in enkele decennia heeft het offensief de opvattingen in de samenleving over publiek en privé ingrijpend veranderd. Tot ergens in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Toen is de pendule weer in beweging gekomen.

Het recht op persoonlijke vrijheid werd herwonnen. Het veranderde tegelijk het privé-domein. Privacy werd persoonlijk en niet logischerwijs een gedeeld goed in het eigen sociale verband (gezin). Nu, vijftig jaar later, wordt deze winstuitkering ogenschijnlijk zonder veel moeite verbrast.

Of ben ik hier zwartkijker? In de evolutie van ‘pricacy’ gaat het misschien ook eerder om en nieuwe definitie. Aangepast aan de tijd en de communicatiemiddelen. Er is namelijk niks mis met het delen van persoonlijke informatie om bijvoorbeeld voor je hobby, werk of culturele interesse gesprekspartners of informatie te vinden. Het is fantastisch waar internet ons in dit opzicht allemaal toe in staat stelt. Het gevaar dreigt echter dat deze vorm van kennisdeling langzamerhand wordt gekaapt door overheden en commerciële bedrijven die je elke regie over jouw profiel ontnemen. In plaats van zelf de bal te spelen word je een bal. Je wilt er een vergiet op na houden maar ziet er nu meer gaten in komen dan je lief is: hoe die gaten te dichten?

Dat is het probleem. Want die ongevraagde gaten in je vergiet komen van partijen die te groot, te ver te ondoordringbaar voor je zijn. Dat is geen verkeerd wantrouwen. Het oneindige geloof in de goedheid van techniek, oprechtheid van ‘privacyverklaringen’ afgevende bedrijven en de robuustheid van de overheid: die fabeltjeskrant ken ik. Ik denk dat meer mensen met mij de ogen hebben geopend en hun snavels willen openen. Alleen…met welk verhaal, met welk doel? Het is razend ingewikkeld om in deze draaikolk van veranderingen een houvast in te vinden. Wat volgens mij in ieder geval helpt is van overheden en bedrijven maximale transparantie afdwingen. Ze moeten laten zien wat ze met al die privé-informatie doen. En dat geldt straks ook voor dat akelige electronische patiëntendossier. Dus nog meer toezicht? Ja, als het niet anders kan…

Transparantie kan een waarborg zijn. Een uitweg biedt het niet. Oplossing van het probleem vraagt een duidelijke sociale en politieke lijn om opnieuw te definiëren hoe we anno nu het belang van privacy beschouwen en welke gevolgen dat moet hebben. Dat vraagt eerlijkheid van alle betrokkenen over wat reëel is en technisch betrouwbaar. Reëel zijn over de veiligheidsdreigingen bijvoorbeeld. En over de risico’s dat medische gegevens in verkeerde handen terecht komen. Ik weet, ik zet hier een nogal idealistische verwachting neer. Laten we dan (zeg ik met lichte wanhoop) in ieder geval het publieke debat blijven aanzwengelen, zoals NRC dat momenteel doet. Ogen open, snavels open…alles beter dan het tegendeel.

Crisis?

Oud-burgemeester Annie van Brouwer van Utrecht plachtte altijd te zeggen als iemand het over crisis had: wat is de crisis dan precies, wat gebeurt er nu niet meer wat wel moet gebeuren? Een mooie nuchtere houding. En waardevol ook om er de troebelen bij GroenLinks mee te benaderen.

Daarmee wil ik de crisis niet ontkennen, maar wel de ernst ervan relativeren. Sinds haar oprichting heeft GroenLinks een redelijk stabiel leiderschap gekend. Er was in de negentiger jaren en vreemdsoortig experiment met een duo-lijsttrekkerschap, en partijleiders hebben wel eens uitglijders gemaakt, maar stabiel kon je de partij op dit punt zeker noemen. Die garantie is sinds enkele maanden weg. En dat is, ook bij kiezers, niet onopgemerkt gebleven. Het verzwakte de partij extra in het gevecht om de kiezersgunst met een stabiel ogend en sterk opererend PvdA.

Maar dan. Zes zetels kwijt. Dat is een catch 22: je kunt het niet één iemand verwijten maar persoonlijke gevolgtrekkingen passen er wel bij. Daar redde de partij, in een goede Nederlandse partijpolitieke gewoonte, zich uit door een commissie te installeren. Deze stap ging echter voorbij aan een ander probleem wat blijkbaar wel eerder was onderkend maar niet echt opgelost: het interne leiderschap van Jolande Sap. Ik ken de details niet dus erover oordelen is niet mogelijk. Wel heb ik mogen zien dat er barsten in de eenheid van de fractie kwamen die niet tijdig met lijm en glazuur door Sap zijn gedicht. Die ontstane kwetsbaarheid werd voor een moment onder de 85% score van de lijsttrekkersverkiezing bedolven. De externe leider werd op het schild gehesen, de interne leider bleef belast door stevige kritiek.

Op 12 september kreeg Sap de pin op de neus wat betreft het externe leiderschap. Zij kon niet op een sterke interne positie terugvallen. Die conclusie had op die akelige ‘day after’ al getrokken moeten worden. Het is terecht dat het partijbestuur zich het aantrekt hier te omzichtig in te hebben gehandeld.

Is GroenLinks nu in zo een crisis dat de idealen niet meer nagestreefd kunnen worden, dat alle volksvertegenwoordigers en bestuurders en parlementsleden wezenloos voor zich uit staren? Nee, natuurlijk niet. Maar dat is een constatering die intern van waarde is. De kiezer wil een groene partij die krachtig opkomt voor groene en sociale belangen. Ik denk dat er in de fractie en op de kandidatenlijst voldoende kwaliteit is om dat waar te maken. Het moet alleen wel gaan gebeuren met de voor GroenLinks herkenbare scherpte, consistentie en volhardendheid. Leidend zal de strategie van de Tweede Kamerfractie zijn die straks de oppositie vorm geeft als kabinet VVD-PvdA aantreedt.

Resteren natuurlijk de persoonlijke drama’s. Jolande Sap had met meer coaching van begin af aan wellicht een betere strategie gekozen voor haar leiderschap, intern en extern. Ik weet hoe lastig het is om een groep van eigenzinnige fractieleden mee te krijgen in een onderwerp dat de gelederen splijt. Gebrek aan ervaring en status kan je dan snel opbreken. Ik vond Jolande Sap zeker in de eerste maanden heel sterk in haar publieke optreden. Tegelijk had ik er wel het gevoel bij dat ze als koploper misschien niet vaak genoeg over haar schouder keek om te zien of iedereen nog volgde. Dat gevoel kwam terug bij het lente-akkoord.

Ook voor de partijvoorzitter Heleen Weening is dit zuur. De droomstart is die van een gespreid bed, maar zij ervoer onmiddellijk dat her en der de veren door de matras omhoog prikten en de dekens niet goed ingestopt waren. Dat wetende was het handiger geweest als haar voorganger, Henk Nijhof, als ervaren en gewaardeerde voorzitter wat langer was gebleven tot na 12 september.

In die zin is de parallel in deze twee leiderschapswisselingen een onderwerp voor de commissie van Es: beide leiders werden kort na hun start geconfronteerd met een uitermate complexe situatie. Waren ze daar beter op voor te bereiden? Waar heeft de partij steken laten vallen?

De crisis van GroenLinks is een crisis van de leiding. Dat is heftig maar niemand is overvangbaar. De crisis van GroenLinks is niet een crisis met de inhoud. Het verkiezingsprogramma was en is een ijzersterk verhaal. Een startblok waarvanaf de nieuwe leidende figuren weer vaart en kracht kunnen geven aan de idealen die de partij nastreeft.

Van marktwerking naar eigen kracht

De overheid is er van afgestapt dat zij alles voor u regelen. Die tendens manifesteert zich al sinds de jaren tachtig. Aanvankelijk zocht de overheid haar nieuwe houding vooral door uitbesteding en het naar binnen halen van marktwerking. Dat leverde in de jaren negentig en nul een hoop ellende op. Het bleek dat marktwerking voor overheidstaken alleen onder bepaalde voorwaarden en bij bepaalde diensten werkt. Sinds een kleine tien jaar is daarom de koers verlegd. De overheid wil wel verantwoordelijk blijven maar spreekt burgers en hun omgeving direct aan. Waar eerst het zogenaamde middenveld, al dan niet (semi-)geprivatiseerd, de oplossingen moest verzorgen, passeert men nu deze tussenlaag. Dat scheelt een hoop regels en bureaucratie, maar, zoals bekend, is geen enkele oplossing perfect. Deze dus ook niet.

In het middenveld werken tal van professionals die zijn opgeleid om hun kennis en motivatie in dienst van burgers te stellen. Daarin werden en worden zij vaak gehinderd door marktwerking, bureaucratie, overbodige regelgeving en registratiedruk. Veel hiervan is vaak enkel gebaseerd op wantrouwen. Politici erkennen dit maar gaan halfslachtig om met het bieden van oplossingen. Afhankelijk ook van politieke kleur bepleit de een betere uitvoering van de marktwerking en legt de ander juist nadruk op minder regels of meer budget. Wie luistert naar geluiden uit de Zorg wordt niet optimistisch over wat ons dit tot nu toe heeft gebracht.

De nieuwste insteek is de eigen kracht van burgers centraal te stellen. De gedachte erachter is uitermate logisch: kijk eerst om je heen wie jou met je vraag of probleem kan helpen. Dit principe wordt steeds breder getrokken. Waar het ruim tien jaar geleden begon met vormen van zelfbeheer in het publieke domein door bewoners strekt het zich nu uit tot diep in de persoonlijke levenssfeer. Voor het opknappen van de speeltuin is ‘actief burgerschap’ in veel gemeenten gemeengoed aan het worden. Die emancipatie moet zich ook gaan voltrekken bij verslavingsproblemen, behoeften aan dagactiviteiten en problemen met sociaal isolement. Kans van slagen? Voor een deel van de groep burgers vast, maar al met al is een lange adem gevraagd.

De vraag is of deze nieuwe houding van de overheid de professionals weer de ruimte waarin hun kennis en kunde zo effectief mogelijk wordt benut. Die uitkomst hangt natuurlijk af van het samenspel tussen de professionals, bewoners en de maatschappelijke organisaties. Maar het hangt evenzeer af van de overheid. Want een houding aannemen in beleid is nog iets anders dan er ook naar handelen. Dat leren de ervaringen met de beleidsparticipatie door burgers en het actief burgerschap. samenwerken klinkt mooi maar als dit daadwerkelijk het afstaan van invloed betekent bleken veel overheden vak terug te schrikken. En was de uitkomst halfwassen, tot teleurstelling van alle betrokkenen. Het is een beetje zoals het verhaal over de Arbo-medewerkers bij de Rijksoverheid: zij waren er om de arbeidsomstandigheden te verbeteren dus dat was wat ze deden: regel na regel na regel… Dus kan de overheid ook echt afstand houden? Lukt het om te faciliteren in plaats van de organiseren en te corrigeren? Die gemeenten die zich tot regiegemeente omvormen hebben vermoedelijk weinig keus. In gemeenten waar dit model minder strikt wordt ingevoerd is het zaak en goede modus van samenwerking te vinden.

Want, en dit is een tweede kanttekening, net als bij de oudere vorm van beleidsparticipatie door burgers, duurt het een tijd voordat er eensluidende opvattingen en percepties zijn over taal, analyse en proces. En nog is dit bij veel overheden een ‘ride in the wilderniss’. Met sociale participatie staan we nog maar aan het begin. En net zoals bij de burgerparticipatie waar veel bewoners niet in staat zijn om in de gekozen werkwijze hun ding te doen, zo is het niet denkbeeldig dat groepen kwetsbare burgers onvoldoende kansen krijgen in de nu gekozen benadering van sociale participatie. Dat te signaleren en tijdig op in grijpen is en blijft de verantwoordelijkheid van de overheid.

Actieve burgers, dat is waar de samenleving uiteindelijk het meeste baat bij heeft en waar de overheid ook naar streeft.  De slechtste uitkomst van de ingezette koers is verwarring. Verwarring bij de werkvloer wat men nu wel en niet mag doen. Of hulp nog ook echt een uitgestoken hand mag zijn of dat het enkel een wijsvinger is. Juist met de ervaring van die andere vorm van participatie in het achterhoofd zijn veel fouten te voorkomen en meer uitwisseling in kennis en ervaringen is daarom zeker belangrijk.

Vrijheid en Ongemak

Over de vrijheid van meningsuiting zijn bibliotheken te vullen. Het is een beetje als met de regenboog: waar eindigt de ene kleur en begint de andere? Vrijheid van meningsuiting is een universeel recht, maar in praktijk blijkt het een lastig te hanteren principe. Met groot ongemak onderga ik de uitlatingen van Wilders en andere PVV’ers. Is dit een mening die geuit moet worden of is het iets anders dat in de vermomming van een mening wordt geuit? Veel Tweede Kamerleden, Femke Halsema voorop, stonden pal voor die vrijheid in de voorbije jaren. Hun reactie was steeds: wat is gezegd is abject, maar het moet gezegd kunnen worden. Ik heb vaak moeite gehad me bij dat koor thuis te voelen. Hoe weeg je de kwetsuur bij de aangesprokene tegen de kwetsuur van een ingeperkte vrijheid, was steeds mijn twijfel.

Met de recente onlusten over de Amerikaanse anti-Moslimfilm wordt mijn opvatting over die vrijheid van meningsuiting opnieuw beproefd. EU-parlementsvoorzitter Schultz en minister Fabius van Buitenlandse Zaken van Frankrijk pleitten recent voor een verbod van de film. De kritiek was dat zij daarmee bogen voor de kritiek die in veel landen in het Midden-Oosten met geweld wordt gebracht. Diederik Samsom zei er dit over: “..ik zou niet oproepen om hem niet te verspreiden, want dat raakt de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting en die is in dit land en elders in Europa een zeer groot goed.” Dat is een juiste, westerse redeneerwijze, maar waar in de regenboog de kleuren veranderen is ook vrijheid begrensd. Of niet?

De wereld is zeker niet zwart-wit. De protesten zijn zeker niet allemaal authentiek gebouwd op diepgevoelde verontwaardiging over de bewuste film. Manipulatie door foute leiders en misbruik van het protest om eigen onvrede te uiten speelt beslist ook mee. Het protest dat Hezbollah gisteren in Libanon orkestreerde is daar een goed voorbeeld van. En velen zullen de film niet hebben gezien. Net zo min als eind jaren tachtig de woedende Iraanse betogers het boek van Salman Rushdie, de Duivelsverzen, hadden gelezen. Overigens zit hier wel een ironisch scharnier in de ontwikkeling van onze beschaving: de protesten over een daadwerkelijk kunstwerk dertig jaar geleden en de protsten nu over en miserabele flutfilm. Als nu parallel een auteur een boek met kaliber Duivelsverzen II had gepubliceerd, die onomstreden bleef, konden we er nog echte vooruitgang in zien.

Maar manipulatie of niet, bijbedoelingen of niet, het protest is er. Het gevoel bij veel moslims dat hun religie niet vrijelijk beledigd mag worden is existent en niet dezer dagen voor het eerst zo gearticuleerd. Waar het christendom een vorm van lichtheid heeft gekregen, en teflonlaagje, zeg je dan tegenwoordig, is dat bij de islam niet het geval. Zelfspot, kunnen lachen om je zelf en je vijanden, is niet een kwaliteit die we in de islam veel ontmoeten. Of doe ik veel moslim daar mee te kort?

Moet ik omwille van de vrijheid van meningsuiting willens en wetens die herhaaldelijk getoonde gevoelens negeren of schouderophalend afdoen? Ze moeten het maar leren, zoiets? Wij vinden die film ook slecht en zwaar klote, maar ja, vrijheid he, van meningsuiting….

Ik denk dat die film puur en alleen gemaakt is om te beledigen. Niet met als doel een debat los te maken (wat via een belediging al zonder meer een lastige opgave is) of een eigen visie te illustreren. Nee, de film is bedoeld om te beledigen om het genoegen van de belediging zelf. De makers genieten van de reuring, daar was het ze om te doen. En die tactiek heeft Wilders ook veelvuldig gehanteerd. En die tactiek wil ik niet goed praten met een beroep op de vrijheid van meningsuiting. Dus begrijp ik heel goed waarom enkele politici nu vragen om verbod van de film. Wat natuurlijk symbolisch is, omdat met internet informatie altijd ergens wel te vinden is, verboden of niet. Het gaat dus om het politieke signaal. Een signaal dat sterker is als wanneer politici als veredelde recensenten zich beperken tot te zeggen dat de film slecht is.

Vaststellen dat de film geen mening is maar enkel een belediging is lastig voor een publiek debat. Het brengt ons terug naar de regenbooog: waar eindigt de mening en begint de belediging om de belediging? Het is te gemakkelijk om te zeggen: ga dan maar naar de rechter. Ook het publieke debat over die grenzen moet bij dit type incidenten gevoerd worden. Anders maken we van onze vrijheid van meningsuiting op zijn beurt en soort humorloze, zelfkritiek afwijzende religie. En dat lijkt me toch ook niet de bedoeling.

NL

Ik heb me altijd ongemakkelijk gevoeld met vaderlandsliefde. Als ik fiets of wandel door Nederland of, vooruit, er per auto doorheen rij denk ik vaak: wat een schitterend land. Als iemand mij dan zou vragen: hou je van Nederland? Dan is het volmondig ja. Maar al de ruimtelijke constructies, natuurlijk of geconstrueerd, zijn nog betrekkelijk eenvoudig. En in ieder geval behoorlijk a-politiek. Ingewikkelder wordt het  met verworvenheden in de samenleving, solidariteitsprincipes, regelgeving op grond daarvan en sport.  De opgebouwde tolerantie voor homo’s appaiseert mij als homo. Onze sociale wetgeving, staatsrechtelijke instituties, onderwijs, fietsbeleid, het zijn bouwstenen om trots op te zijn.

Zei ik trots? Trots op Nederland? Daar zit dus mijn achilleshiel. Vaderlandsliefde en aanverwante aanduidingen zijn voor mij van oudsher verbonden aan rechtse politieke opvattingen. In mijn jaren van politieke bewustwording zette ik me daar tegen af: het ging om de aarde en of ik nu Nederlander was of niet deed niet ter zake. Feitelijk blokkeerde ik een deel van mijn identiteit die ik, gewenst of niet, had. Ik kon wel uit de kast komen als homo, niet als trotse Nederlander.

Inmiddels gaat me dat makkelijker af en bemerk ik tranen bij het goud voor Epke Zonderland. Ik voel me dan echt Nederlander en deel mee in de emotie van het geluk. En bij de Tour de France deelde ik mee in de emotie van de misere. Ik durf er inmiddels gewoon voor uit te komen dat Nederland een mooi en fijn land is, met veel mooie en fijne mensen. Zo, dat staat.

Mijn vaderlandsliefde is hiermee niet een afgerond project. Integendeel. Ik merk nog voortdurend op zoek te zijn naar definiëring. Op welke historische feiten mag ik fier zijn? Als historicus ben ik gevoed met een kritische blik. Lastig. Hoe sta ik tegenover een begrip als ‘trouw’ en ‘eigenheid’? Wat vind ik van Koninginnedag als nationaal symbool van eenheid?

Eating is the proof of the pudding. En gegeten gaat er worden de komende weken, want in de verkiezingscampagnes gaat het veel over Nederland. Over ‘ons’ geld, onze onafhankelijkheid, onze zelfbeschikking. En dit alles in het licht van EU en crisis. Het wordt een venijnig debat met veel insinuaties, gemanipuleerde feiten en ronkende one-liners. Geen fijn vooruitzicht. Ons politieke discours is niet bepaald iets wat in mij omhoog komt als je om goede zaken in de vaderlandse politiek zoekt. Hoewel, laat ik nou niet te vroeg verzuren: politiek is ook retorica waar veel stijlmiddelen die ‘de waarheid’ versluieren geaccepteerde stijlfiguren zijn.

Waar ik voor vrees is dat het dominante frame de vaderlandslievendheid wordt. Met EU als vijand die de toekomst van ons land niet verzekert maar juist bedreigt. PVV gaat hierin voorop, VVD volgt met nog enige ingehoudendheid. SP ook, en zal zeker geen vurige verdediging voeren van de EU. Je kunt stellen: terecht, want EU is een middel. De vraag is of we ons Europeaan voelen en welke gevolgen we daar aan verbinden. Wie lukt het de discussie hierover te starten? Het is moeilijk want zoals Maxima dé Nederlandse identiteit als sprookje afdeed, zo kunnen 10 Maxima’s dé Europese identiteit ook als wolkjes wegblazen.

Wat ik dan dus niet had verwacht was dat mijn partij, GroenLinks, een verkiezingsaffiche fabriceert met als blikvanger: NL. In rood en groen, weliswaar, maar niettemin. Juist GroenLinks staat voor een actieve, niet verkrampte, nuchtere en bevlogen houding binnen Europa. NL is onze bumpersticker. NL is ons rugnummerlogo. NL is ons visitekaartje. Maar het vormt niet de essentie in ons handelen. Onderwijskwaliteit, mensenrechten en duurzame economie, daar gaat het in de (Europese) GroenLinks-agenda toch om? Met NL als centraal beeld is een boodschap dat NL niet centraal staat nog moeilijker te vertellen. Het is alsof Jolande Sap straks consequent gekleed in oranje en rood-wit-blauw gaat pleiten voor meer en betere europese samenwerking. Of is dit een wanhoopsvlucht naar voren? Afficheer je als door en door Nederlands, vaderlandslievend op-en-top en gebruik het als argument om een actieve EU-deelname te bepleiten? Dan klopt het affiche, maar dan verwacht ik de lijsttrekker inderdaad in bijpassend tenue in alle debatten, inclusief oranje toeter: Aânvalluh!

Foute zones

liesbethspiesEen kabinet maakt altijd plannen. Dat is haar natuur. Demissionair of niet, zomerreces of hoogwater. Minister Spies liet gisteren via Trouw weten dat ze steden helpt in het aanpakken van huisjesmelkers. Zeker gegoten in deze terminologie een streven om toe te juichen. Mensen die over de zwakke en door hard werk gepijnigde rug van Oost-Europeanen hopen snel rijk te worden, zijn fout. En fouten moeten worden voorkomen. Dat gezegd hebbende meldt Trouw ook dat de minister  woninginvesteringszones bekijkt. Proef dit woord maar even. Woninginvesteringszones. Mijn associatie daarbij is dat het gebieden zijn in een stad die wel wat financiële steun kunnen gebruiken en waar private financiers fiscaal gunstig de portemonnee voor kunnen trekken. De woninginvesteringszonespecialist van het ministerie zou nu zeggen: nou, bijna goed! Het gaat inderdaad om wijken waar het onderhoud niet tiptop is. Alleen zijn het niet private financiers maar ‘welwillende bewoners en huiseigenaren die in deze zones buurtgenoten en huisjesmelkers dwingen om mee  te betalen aan het onderhouden van hun buurt.’ Goed plan of fout plan?

In Nederland is er een heldere scheiding tussen privaat en publiek eigendom. Dat geldt ook voor de openbare ruimte of semi-openbare ruimte. Ofwel: de ruimte zonder hek en de ruimte met een hek. De overheid heeft vanoudsher de zorg voor de publieke ruimte. De zorg voor de semi-publieke ruimte wordt vaak gedeeld met bewoners of eigenaren. Iedereen betaalt via belasting mee. En soms betalen we niet genoeg en bezuinigt een gemeente op de uitgaven. Als er dus sprake is van slecht onderhoud in het (semi-)publieke domein, is de overheid verantwoordelijk. Dit is theorie en praktijk.

Maar de praktijk is altijd weer iets meer complex. Want elke gemeente wemelt van strookjes grond, schuttingen met overgroeiend groen, verkeerd geplaatste hekken die zorgen voor onduidelijkheid: wat hoort bij wie? Dat kost een gemeente soms flink wat puzzelwerk, aanschrijven en zo voort, maar ze heeft de mogelijkheden privaat en publiek weer helder te scheiden.

En nu die woninginvesteringszones, waarvan ik op dit punt aangekomen hoop dat ik het woord nog maar één keer hoef te schrijven. Het plan van Spies (maar eigenlijk komt het uit Rotterdam) is het product van ambtelijke luiheid of onwetendheid. En bovendien gaat het verwarring zaaien over de taak en verantwoordelijkheid van de gemeente. Niet doen, dus. Daarbij betwijfel ik sterk of het uitvoerbaar is daar je welwillende bewoners een strijd laat voeren die de overheid als partner (de gemeente is er voor u) op zich zou moeten nemen. Het is tenslotte ook de verkeerde weg die hier gekozen wordt. Straf en dwang om sociale verbondenheid en burgerschap te kweken is een gegarandeerd recept tot mislukking. Als buurten te maken hebben met fout gedrag van buren of huisjesmelkers die zorgen voor een snel verloederende woningomgeving dan zijn er tal van meer sociale manieren om te proberen hier verandering in te brengen. Dan denk ik niet aan een wijkbijeenkomst, maar wel aan bijvoorbeeld een buurtwerker die als makelaar de wensen en mogelijkheden van betrokken bewoners gebruikt om ze samen te laten werken. Dat kan klein beginnen en uitgroeien tot iets groters.

Vroeger grepen linkse politici nogal snel naar subsidie als ze een situatie wilde veranderen. Rechtse politici grepen snel naar de boete. Dat tijdperk is voorbij, toch? Tegenwoordig zijn de doelgroep en hun mogelijkheden het vertrekpunt, dacht ik. En dat past ook mooi bij een overheid die zich kleiner wil maken en niet overal bovenover en onderdoor of dwarsdoorheen wil gaan. Ik hoop dat Spies haar woninginvesteringszones op een nog komende zonnige dag aan een stokje spietst en roostert.

P.S. Of interpreteer ik ‘buurt’ te ruim en hebben we het over woningonderhoud? En wil Spies dat bewoners hun achterbuurman gaan dwingen zijn kozijnen te verven? Daar heeft elke gemeente instrumenten voor om eigenaren aan te schrijven. En misschien moet hier plicht en middel beter worden, maar verder geldt hetzelfde: de overheid is hier verantwoordelijk.

P.S. 2 Na mijn vakantie maak ik een blog over nog zo een plan van het demissionaire kabinet: de vermindering van het aantal volksvertegenwoordigers. Of omgedraaid: de premisse dat u als burger meer te zegen zult hebben met minder mensen die u vertegenwoordigen. Hoofdbrekertje.

Doping

Van Agt, met of zonder doping?

In de uitzending van Sportzomer was deze week oud-premier Van Agt te gast.Hij werd door presentator Mart Smeets consequent met ‘meneer Van Agt’  aangesproken. De anderen waren gewoon Thijs en Michiel. Meneer van Agt schept er enig behagen in om sinds zijn vertrek uit de vaderlandse politiek (en dat is best lang geleden) tegendraadse posities in te nemen. Het meest bekend is zijn strijd voor gelijke rechten van Palestijnen. Gisteravond bepleitte hij een vrijgeven van doping. Beide standpunten zullen voor CDA’ers in actieve dienst een gruwel zijn. Maar onder verwijzing naar leeftijd is veel weg te poetsen.

Van Agt is geen uitzondering maar lijkt eerder een regel: oud bewindslieden die na te zijn afgezwaaid standpunten verwoorden of commentaar leveren die haaks staat op waar ze in hun politieke leven voor stonden. Lubbers was zeker geen milieuman: de zorgen voor morgen waren in de jaren tachtig niet aan hem besteed. Nu zegt hij bijvoorbeeld: “Duurzaamheid is geen luxe. Het is de enige mogelijkheid”. Bert de Vries veroordeelde na zijn tijd als CDA-fractievoorzitter in interviews en een boek het sociale beleid van zijn partij in ongemeen stevige bewoordingen. Beleid met principes waar in zijn tijd ook door hem voor werd getekend. Voorhoeve zwaaide na zijn VVD-tijd steeds verder af en belandde bij D66. De inmiddels overleden Hans Dijkstal werd een criticaster van de rechtse koers die zijn partij inzette; hij keerde zich in 2004 fel tegen het migrantenbeleid.

Blijkbaar gaan politieke leiders onder een juk gebukt dat na verwijdering leidt tot buitelingachtige sprongen. Dat kost soms enkele jaren, dus of Balkenende nog in deze regel gaat passen moet worden afgewacht. Wat ik er in herken, op grond van eigen ervaringen, is dat er vanuit je partij soms visies opgedrongen worden. En loyaliteit, maar ook behoudzucht, leidde er dan toe dat je er in mee ging. Ook al was er een kritisch stoorzendertje in je actief die vervelende vragen stelde en voorbehouden maakte. In de jaren tachtig was je als linkse mens woedend dat sociale rechercheurs er waren om fraude met de bijstand op te sporen. De echte fraude bij de grootverdieners moest juist aangepakt worden. Nu is fraudebestrijding een logisch gegeven, juist ook van belang om draagvlak te houden voor de belastingen die betaald moeten worden om uitkeringen te kunnen geven. Die actuele opvatting was er toen ook wel, maar politiek niet aan de orde.

Maar de tournures van kerels als Van Agt en Lubbers zijn toch wel een categorie apart. Afgezien van wat misplaatste ijdelheid, het missen van invloed en publieke aandacht, dat vast ook meespeelt, moet de zelfverloochening de kracht van een sloopkogel hebben gehad. Er is door deze voormalige machthebbers, iconen van een politieke partij, lang van alles aan twijfels of meningen onderdrukt, en als de politieke Higgs-deeltjes zijn verdwenen plopt het er met kracht uit: we moeten B doen! (“huh, hij zei toch altijd A?”).  Zou van Agt nooit een jota van zijn eigen drugsbeleid hebben geloofd? Was Lubbers het eigenlijk beslist oneens met zijn eigen afhouden van een duurzame ontwikkeling van de economie?

Natuurlijk, wijsheid komt met de jaren en inzichten rijpen als goede wijn. Maar je wenst het bestuur van ons land toch bestuurders toe die nu al wijs zijn en met voldoende kritische reflectie de gevolgen van hun standpunten en daden overzien. Er is eigenlijk een variant nodig op Fortuyns parool ‘ik zeg wat ik denk en doe wat ik zeg’. Het zou kunnen zijn: ‘ik doe nu wat ik moet doen, ik zeg straks wat ik had moeten doen.’

De zachte toedekker

Hoe moet je de perikelen bij de PVV aanschouwen? Met leedvermaak? Dat ligt voor de hand als het een organisatie betreft wiens leider en doelen je niet aanstaan. Zeker als die organisatie en leider succes na succes heeft geboekt. Opluchting dringt zich ook op. Ruzie en crises zijn altijd redenen voor kiezers om hun steun weer eens te bezien. De PVV lijkt, gezien de peilingen, tot nu toe zich aan die wetmatigheid te hebben onttrokken. De verschillende schandalen, ruzies en uittredende partijvertegenwoordigers leidden tot enig zetelverlies, maar ze blijven een grote partij. GroenLinks had een crisisje rond de kandidaatstelling voor het lijsttrekkerschap en werd direct gehalveerd. Aan de andere kant weet je ook niet hoe de peilingen waren als de PVV tot nu toe als een gesloten een solide formatie had geopereerd. Misschien stonden ze dan nu wel op dertig zetels.

De NRC publiceerde afgelopen zaterdag een veelzeggende inkijk in de PVV-wereld. Het bleek dat Wilders wel her en der mee bestuurt maar terugdeinst intern conflicten uit te vechten. Dat verklaart ook wellicht dat veel uitgetreden vertegenwoordigers hun stap alleen verdedigen met inhoudelijke of procedurele argumenten. De persoon van Wilders kan ook bij de opgestapte discipelen nog rekenen op veel clementie. Is het toeval dat mijn taalgebruik nu ineens wat Rooms kleurt? Zelfs Hero Brinkman blijft vol warmte over persoon en leider Wilders praten. Dit zal vermoedelijk ook de reden zijn dat hij door kiezers niet als tegenstrever  en alternatief wordt beschouwd. Hij is daarin niet geloofwaardig.

De halfzachte wijze waarop Wilders met zijn vertegenwoordigers of discipelen (ok, vooruit) leidt tot veel veenbrandjes die pardoes kunnen ontvlammen. Dit is in de voorbije anderhalf jaar ook gebeurd. Blijkbaar zijn er twee Wilders: de harde ruziezoeker en de zachte toedekker. De harde ruziezoeker heeft zich politiek gezien geïsoleerd en lijkt met het recente programma die positie uit te bouwen. Hij krijgt geen politiek cordon sanitaire opgelegd, maar hij zoekt die positie vrijwillig. De zachte toedekker crëeert boobytraps die zijn beeld als ‘macher’  danig verstoord. Hij wint er tot een bepaalde hoogte bij zijn trouwste volgelingen loyaliteit mee.  Het maakt hem menselijk, wat leidt tot sympathie en mededogen.

Anders dan Brinkman kiezen de opgestapte Hernandez en Kortenhoeven er wel voor ook de persoon Wilders aan te vallen. Dat is op zichzelf een ceasuur in de conflicten tot nu toe. Zij stellen Wilders persoonlijk verantwoordelijk en trekken hem de boksring in. Dit ontaard in een welles-niets omdat Wilders gemakkelijk het tegendeel kan beweren van de feiten die de opgestapte Tweede Kamerleden aanvoeren. Niet betrokken bij het verkiezingsprogramma? Klopt niks van, zegt Wilders. Opgestapt uit rancune over de te lage klassering op de kieslijst? De tranen van de twee vertegenwoordigers duiden op meer dieperliggende motieven en ervaringen.

Uiteindelijk wil elke politieke partij overtuigen op zekerheid en daadkracht. Zekerheid dat de beloften nagekomen worden en dat de inzet is alle punten echt uit te voeren. Maar wat wil de kiezer? Veel kiezers willen graag geloven in een mooi verhaal dat op een vertrouwenwekkende wijze wordt verteld. Wilders kan dat en heeft met zijn anti-Europaverhaal wat te bieden. Zekerheid biedt het verhaal allerminst en gezien zijn isolement is de daadkracht bij voorbaat gering. Deze stroming in kiezersland is niet zo gecommitteerd met bestuurbaarheid van het land en alle feitelijke voorwaarden die daarmee samenhangen. Deze stroming is geneigd ongerijmdheden voor lief er bij te nemen. In een goede film accepteer je ook dat de held na zijn duik in het water, het volgende moment vrijwel droog in de volgende scene start.

Leedvermaak of opluchting, er is geen verbod op, maar gegrond lijkt het niet. Ook deze crisis en komende crises overleeft de PVV. De schade is echter nieuw nu ook Wilders als persoon is aangevallen. Het NRC stelde in het genoemde artikel dat bij interne vraagstukken Wilders vaak een onzekere indruk maakt. Het incident gisteren zal de zachte toedekker nog meer kopbrekers geven. Daar heb ik geen medelijden mee. Hoe meer hij zich met de PVV moet bezig houden, hoe minder trefzeker hij in de publieke arena opereert.

Hoofd & Handen

Noordelijke variant met één hand?

Het viel me gisteravond ineens op: om de haverklap lagen de handen van de Tsjechische en Portugese voetballers op hun hoofd. Een schot op het doel die overging: handen op het hoofd. Uitglijden: opstaan en handen op het hoofd. Een aanval die wordt gesmoord door een verkeerde pass: handen op het hoofd. De indruk werd gewekt dat de handen vaker hogerop te vinden waren dan op hun gebruikelijke niveau.

Ik ben maar een leek, wat voetbal betreft. Ik kijk af en toe een wedstrijd. En hou dat alleen vol zo lang er niet te veel getreuzeld en gedraald wordt. Als het middenveld wordt bespeeld alsof het een mijnenveld is verlies ik al snel mijn aandacht. En dan ga je op andere dingen letten. Of je gaat de krant lezen. Gisteravond viel ik halverwege in de eerste helft van Tsjechië – Portugal en hoewel bij vlagen boeiend was ik toch minder met het spel dan met de mis-en-scene bezig.

Er is ook niks mis mee: handen op het hoofd. Het heeft een mooie dramatische uitstraling. Het is een klassiek gebaar van vertwijfeling, van het-niet-meer-weten. Schokschouderen, hoofd schudden, handen ten hemel heffen, tranen laten gaan, kan ook maar is te onzichtbaar of wordt als ‘overdreven’  gezien of vraagt van de speler een kwetsbaarheid die hij niet wil of kan tonen. De handen op het hoofd leggen is, denk ik, een geaccepteerde uitdrukking van misnoegen, die algemeen is in het voetbal.

En dat wordt bevestigd. Ik trof op steljevraag.nl bijvoorbeeld informatie over dit fenomeen, daterend al van 2007. Is, tussen haakjes, natuurlijk mooi onderzoek: wanneer begonnen spelers hun handen op het hoofd te leggen. Is dat vanaf het moment dat voetbal begon of kwam het later en neemt het aantal keren dat het gebeurt toe sinds de camera alles ragfijn registreert? De informatie uit 2007 brengt de beweging in verband met oer-reflexen waarmee de mens op onheil reageert. Om zich te beschermen bedekt hij het hoofd of legt de handen voor de ogen zodat hij geen getuige is. Gedragswetenschapper Andreas Wismeijer schrijft: “het missen van een doelpunt is zo ongelooflijk zuur dat het, door de genen doorgegeven evolutionair oogpunt, gelijk staat aan een ongeluk of een acute bedreigende situatie.”

Dat kan een verklaring zijn, moet je dan in de wetenschappelijke benadering zeggen. Want misschien is het wel een vorm van ontspanning. Zoals we allemaal wel af en toe de handen naar het hoofd brengen om de spanning uit de schouders te laten. Of is het, zoals de opkomst van de schwalbe, een vorm van bewust acteren. Communicatie is voor een belangrijk deel afhankelijk van vorm. Een dramatische pose na een belabberd schot bevestigt de kijker in de goede intenties en inzet van de speler. Hij had gewoon pech. En dus niet: wat een waardeloze vent, hoe kan hij die nu misen?!

Ik heb de wedstrijden van het Nederlands elftal er niet op teruggekeken, maar misschien hebben de spelers te weinig hun handen op het hoofd gelegd. Hebben ze iets te weinig met de camera gespeeld om te laten zien dat ze zich kapot werkten om de kwartfinale te bereiken. En was, als ze dat wel hadden gedaan, het oordeel over hun optreden milder geweest. Alhoewel kankeren een geliefd tijdverdrijf is en er niets zo leuk is als vitten op het weer, het verkeer, de politiek en het Nederlands elftal. Wat dat betreft lopen we allemaal graag geregeld met onze handen op het hoofd rond dramatisch te wezen. Alleen is er geen publiek en wedstrijd waar dit past en wordt begrepen.

En is de hand-hoofdbeweging het domein van de voetbal? Hockeyers zie ik niet zo snel met hun stok naar het hoofd gaan. Basketballers zouden geen handen meer hebben om te spelen en zwemmers zouden direct als een baksteen zinken. Er komen nog een hoop sporturen aan, de komende weken. Alle gelegenheid om van dit fenomeen een grondige studie te maken. Kijkt u mee?

Scheidslijnen

We stellen dagelijks onze grenzen, meestal onbewust. De scheidslijn tussen wat we wel en niet acceptabel vinden wordt als het ware achteloos getrokken. Daar is veel routine bij. Naarmate we ouder worden vertrouwen we meer en meer op die automatische piloot om de juiste voorbehouden te maken. Dat is zo privé, sociaal, op het werk of in geloof en overtuigingen. Maar onder druk van nieuwe, onvermoede krachten vliegt de automatische piloot de wijde hemel in en moeten we het zelf doen.

Terwijl in de Oekraïne andermaal de Oranje-revolutie werd gesmoord, bleken in Griekenland en Frankrijk de bewoners hun politieke overtuiging met redelijke eensgezindheid  duidelijk te maken. In Frankrijk kreeg de socialist Hollande een meerderheid in het parlement. Fransen delen redelijk eensgezind een moeheid over het mantra van bezuinigen als reddingsvlot om uit de economische crisis te geraken. In Griekenland kreeg conservatief Samaras het meeste vertrouwen in en atmosfeer die bol staat van moeheid over …inderdaad. Twee politieke richtingen die gesteund worden vanuit één en dezelfde wens. De politieke scheidslijn is, zeker in Griekenland, even van minder belang gebleken dan trouw zijn aan wat de routine of vast beleden overtuiging voorzegde.

En terwijl in de Oekraïne Oranje van nederlaag naar nederlaag ging, wist al in de maanden voorafgaand het Egyptische leger haar macht stap voor stap te verzekeren. De scheidslijn die zo helder leek na de lenterevolutie is subtiel verlegd, uitgegumd, opnieuw getrokken. En zo zagen veel voorvechters van vrije verkiezingen voor een nieuwe president zich geconfronteerd met twee kandidaten die elk een toekomst belichamen waar vrijheid ver in te zoeken is. Het was de onvrijheid van een dominant leger versus de onvrijheid van een dogmatische geloofsinterpretatie. Met dit, toch cynische verschil, dat bij de eerste wel bekend was hoe het leven zou zijn en je bij de tweede nog kan hopen dat het mee zal vallen.

De smadelijke terugtocht van Oranje uit de Oekraïne, was enkele weken eerder voorafgegaan door en ontluisterende aftocht van homo’s en lesbo’s die in Kiev hun eerste Gay Pride wilde houden. Bussen vol anti-homogezinde kozakken mochten onder het toeziend oog van de politie de optocht in de kiem smoren. Hier: dit is onze grens! De formele en informele overtuigingen staan in Oekraïne niet toe dat homo’s en lesbo’s in vrijheid hun leven leiden. Elke poging om publiekelijk een millimeter in deze scheidslijn te veranderen wordt beantwoord met verontwaardiging, afkeuring of geweld. Jammer dat er niet een voetbalteam van het EK zo groots was om een stukje met de pride mee te lopen. Wat een signaal dat was geweest voor Oekraïners en voor het voetbal!

Over scheidslijnen heen springen doen we als het niet anders kan. Als eigenwaarde of de eigen overtuiging even moet bezwijken voor een grotere macht. Misschien leren we er van maar ik vrees dat naarmate de scheidslijn ons vertrouwder is, hij ook weer wordt opgezocht zodra het kan.