Gisteren fietste ik in aangenaam gezelschap terug van Elst naar Utrecht. Anders dan de heenweg, die de dag eerder was afgelegd, scheen de zon en was de temperatuur prettig. Maar het weer was niet het meest opvallende: het was de enorme drukte aan wandelaars, hardlopers en fietsers. Nu is de Utrechtse Heuvelrug en haar flanken een populair recreatiegebied, maar toch. In vergelijking met de zaterdag was het een verschil van thee met een zoetje en Turkse thee. Op dit soort momenten realiseer je je ook wat dat is: 16,6 miljoen inwoners. En hoe belangrijk recreatieruimte is. En hoe een tekorten eraan voelt. Als je met bepakking (zoals wij hadden), een setje racefietsers tegemoet ziet komen op een smal asfaltpaadje waar aan een zijde de brandnetels hoog staan in een lichte buiging over het pad, dan is er even recreatiestress. En wat zou een iets breder pad en een bijgehouden berm dan een prettige voorziening zijn.
Recreatie wordt niet het verkiezingsthema. Dat is Werken, hard en lang werken. Maar hard werken en recreëren zijn redelijk onlosmakelijk verknoopt. De groep mensen die nooit erop trekt om te wandelen of te fietsen is niet groot. Zo permitteer ik me te veronderstellen. Het CBS geeft me die vrijheid: in de meest recente rapportage dateert het meest recente cijfer uit 2008. Toen ging 45% minstens een keer per maand de vrije natuur in. Mooi begrip ook, vrije natuur. Is die term ontstaan in de tijd dat veel natuurgebieden als laboratoria werden afgeschermd en verboden gebied waren voor onbevoegden? Of is de term ouder? Wikipedia geeft geen antwoord.
Hoe dan ook: die vrije natuur wordt dus inmiddels op de zonnige zondagen aardig belast. Hoe vrijer de natuur hoe minder vrijheid voor eenieder, zo lijkt het. Er zijn door groen-o-logen normen ontwikkeld hoeveel recreanten elk type natuur kan ‘huisvesten’. In een weidegebied denk je bij tien fietsers al snel dat het druk is, maar tussen de bomen van een bos zie je ze niet eens en krijg je de indruk alleen te zijn. Als ik op eigen ervaringen afga, is het ook tussen de bomen inmiddels aardig druk. Met dank ook aan het knooppuntensysteem. Overgewaaid uit Wallonië en onnoemlijk succesvol. Net als de verdwenen noodzaak te weten naar welk land (en strand) je vakantiecharter je brengt, is topografische kennis niet meer nodig zo lang je de knooppuntcijfers maar onthoudt. Ik wacht altijd nog op een Spoorloos-uitzending waarbij een recreant tussen knooppunt 68 en 43 is zoekgeraakt.
We recreëren ons een ongeluk, kan je zeggen en het is in het licht van voorafgaande op twee manieren te verklaren. We doen het vaker en meer en we nemen op de koop toe dat er per saldo minder ruimte is waardoor confrontaties met elkaar of een stekelige berm of schutting toenemen. De oplossing: minder zonnige zondagen (“nog minder?!”) of meer aandacht van overheden voor de hardrecreërende Nederlander. Wat kiest u?