Integriteit is een essentiële waarde in onze voor een democratische rechtsstaat. Wanneer bedrijven, bestuurders en rechters het niet zo nauw nemen met wetgeving verdwalen we in chaos, wantrouwen en grove onrechtvaardigheden. Geld of materiële welvaart is een verleidelijke en sturende grootheid. De regels die we als samenleving hebben gemaakt houden de kracht van die verleiding in de hand. En soms gaat het natuurlijk mis. We zijn ook maar mensen.
De vraag die bij elk voorval terecht gesteld wordt is: wanneer is het een patroon? Deze maanden zien we twee van meineed en andere zaken verdachte rechters, Kalbfleisch en Westenberg, bij de rechterlijke balie. We maken mee, in ons laatste gouvernement, dat ‘koning’ Van Rey onderuit gaat. Een ex-gedeputeerde terecht staat voor fraude en een grote bank feit & realiteit niet langer kan combineren met wensbeeld. En dat met op de achtergrond de ontluistering van deze decennia: een ongekende Tourheld die als en schlemiel uit elk geschiedenisboekje van de sport wordt geschrapt.
Integriteit is vooral cultuur. Het herkennen van een patroon is mogelijk door de cultuur te duiden. In dit geval is het relevant de bonus-cultuur van de banken te bezien die zich sinds de jaren tachtig explosief verbreidde. Tal van bedrijven kwamen in hetzelfde spoor terecht. Later volgden in ons land bestuurders van (gefuseerde) onderwijs- en zorginstellingen die zichzelf hoge salarissen toekenden. Recentelijk bleek het in corporatieland niet heel veel anders. Kortom: in de (semi-)publieke sector is een cultuur gegroeid die onevenredige hoge beloning normaal acht. Geen fraude, want het was vaak ‘in overeenstemming met de eigen regels’, maar wel een uitwas omdat presteren in een publieke omgeving met publiek geld een bescheiden houding vereist. De zinsnede ‘dienen van de publieke zaak’ zegt het ook al: de verdienste staat in dienst van dit dienaarschap, en niet andersom.
Met de vervaging van de normen over wat gepaste beloning is en wat niet groeide ook de cultuur van de ‘big spender’. Tal van publieke partijen hebben de afgelopen jaren risicovol geïnvesteerd in grootse nieuwe projecten. Elke investering kent risico’s, maar ook hier ging de vraag naar balans tussen prestatie en investering, tussen doel en middelen te vaak kopje onder in een pre-euforisch drinkgelag over de mooie kunststukjes die men ging verrichtten. En als het mis ging, was er altijd wel een andere bestuurder met geld om te helpen.
Het is die cultuur waarin publiek geld haar specifieke karakter heeft verloren en ‘gewoon geld’ werd, dat uitwassen makkelijker ontstaan. Dat de burgemeester van Lingewaard het gewoon vindt van alles te declareren en zichzelf niet de vraag te stelt of hij niet ook wat uit eigen zak kan betalen. En ja, dan wil je je nog wel eens vergissen. He verdorie, stom. Het salaris dat hij ontvangt geeft hem alle ruimte juist niet alles te declareren. Maar hij, en veel andere publieke bestuurders met hem, beschouwen dit declareren als een recht, onderdeel van normale arbeidsvoorwaarden. Maar zou juist terughoudendheid hierin niet het goede voorbeeld zijn? Zou het veranderen van de verkeerde cultuur niet gebaat zijn bij bestuurders die afzien van hun recht op declaraties?
Het is een van de mogelijke stappen. Er zijn er meer.
Openheid over financiën is een tweede, nog veel ingrijpender en veelzeggender stap. Publiek geld wordt bij veel projecten vaak te snel onder de noemer ‘economisch eigenbelang’ tot groot geheim goed bestempeld. Als zodoende de hijgerige blik in de rug van media en publiek is weggestreken, is er nauwelijks meer effectieve dwang om de aard van het geld ook te laten gelden. Waarom in onderhandelingen met private partijen niet met bandbreedtes werken en zo voor iedereen van meet af aan openheid geven over de eigen mogelijkheden? Nu stellen overheden zich standaard op als private partij. Dat is vanuit de korte termijn om geld te besparen begrijpelijk, maar voor de cultuur rond het publieke geld op lange termijn fnuikend.
Het is goed om medewerkers en bestuurders verklaringen af te laten dat ze integer zullen handelen. Het is goed als symbool. Net zo zeer als het nuttig is als bestuurders en medewerkers van elkaar weten of ze bijbaantjes hebben of op andere wijze met belangen van derden verknoopt zijn. Dit is via openbare registers te organiseren. Het vraagt geen corruptietest door BING maar is vrijwel net zo effectief.
Incidenten met integriteitschendingen zullen blijven gebeuren. Willen we zeker weten dat het geen vuurtjes zijn van een veenbrand dan is een ‘publieke cultuur’ bij de talrijke (semi-)publieke instellingen en overheden hoofdzaak. Die cultuur ontstaat door de houding van de bestuurders bij de eigen declaratierechten, financiële transparantie, openbare registratie van belangen en het besef dat het als pijler van onze democratie en rechtsstaat regelmatig actief aandacht behoeft.