Snaveltje toe, oogjes dicht?

Enkele jaren geleden lanceerde ik met Peter van Corler de website Camerakijken. We beoogden bij het oprukkende publieke cameratoezicht het publiek kennis te geven over waar die camera’s hingen. Als signaal natuurlijk dat bespied worden in de publieke ruimte ook zo zijn grenzen heeft. Een opvatting die, tot onze grote zorg, niet breed werd gedeeld. Dit zal verklaren waarom de site nu ook niet meer bestaat: het diende geen urgente behoefte behalve die van onze eigen opinie.

Is er sindsdien veel veranderd? Ja. Met sociale media en internet is privacy een artikel geworden waar naar hartelust mee geruild wordt. Publiek en privé. Krijg ik meer veiligheid, dan mag jij een stukje van mijn leven. Je wilt mij leuke aanbiedingen doen? Tuurlijk, leg maar vast wat ik leuk vind. En ook waar ik was en regelmatig naar toe ga…ja hoor, geen probleem!

En deze trend is parallel gegaan met een golf aan reality-programma’s. Nederlanders zien graag hoe anderen hun leven binnenstebuiten keren. Uit afgunst, leedvermaak of emotionele betrokkenheid. Maar zeker niet uit een structurele afkeer: dat ze dat doen, ik zou dat echt nooit niet doen! Reality-programma’s zijn de krenten uit de digitale pap: we roeren er allemaal in en de deelnemers aan die programma’s roeren het hardst en luidruchtigst.

Robert, wat is dan eigenlijk het probleem? Daar kom ik. Eerst iets meer context.

Privacy is ook maar een product. Een opvatting van de hogere klassen. Vanaf eind achttiende eeuw werd de samenleving voorgehouden onderscheid te maken tussen publiek en privé, tussen deugd en ondeugd, goed en slecht gedrag. De Maatschappij tot ‘t Algemeen Nut was in Nederland een belangrijk boegbeeld van deze beweging. De achtergrond van het beschavingsoffensief bestond uit morele, religieuze en gezondheidskundige overwegingen. Over de effectiviteit van de gebruikte instrumenten valt te twisten, maar in enkele decennia heeft het offensief de opvattingen in de samenleving over publiek en privé ingrijpend veranderd. Tot ergens in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Toen is de pendule weer in beweging gekomen.

Het recht op persoonlijke vrijheid werd herwonnen. Het veranderde tegelijk het privé-domein. Privacy werd persoonlijk en niet logischerwijs een gedeeld goed in het eigen sociale verband (gezin). Nu, vijftig jaar later, wordt deze winstuitkering ogenschijnlijk zonder veel moeite verbrast.

Of ben ik hier zwartkijker? In de evolutie van ‘pricacy’ gaat het misschien ook eerder om en nieuwe definitie. Aangepast aan de tijd en de communicatiemiddelen. Er is namelijk niks mis met het delen van persoonlijke informatie om bijvoorbeeld voor je hobby, werk of culturele interesse gesprekspartners of informatie te vinden. Het is fantastisch waar internet ons in dit opzicht allemaal toe in staat stelt. Het gevaar dreigt echter dat deze vorm van kennisdeling langzamerhand wordt gekaapt door overheden en commerciële bedrijven die je elke regie over jouw profiel ontnemen. In plaats van zelf de bal te spelen word je een bal. Je wilt er een vergiet op na houden maar ziet er nu meer gaten in komen dan je lief is: hoe die gaten te dichten?

Dat is het probleem. Want die ongevraagde gaten in je vergiet komen van partijen die te groot, te ver te ondoordringbaar voor je zijn. Dat is geen verkeerd wantrouwen. Het oneindige geloof in de goedheid van techniek, oprechtheid van ‘privacyverklaringen’ afgevende bedrijven en de robuustheid van de overheid: die fabeltjeskrant ken ik. Ik denk dat meer mensen met mij de ogen hebben geopend en hun snavels willen openen. Alleen…met welk verhaal, met welk doel? Het is razend ingewikkeld om in deze draaikolk van veranderingen een houvast in te vinden. Wat volgens mij in ieder geval helpt is van overheden en bedrijven maximale transparantie afdwingen. Ze moeten laten zien wat ze met al die privé-informatie doen. En dat geldt straks ook voor dat akelige electronische patiëntendossier. Dus nog meer toezicht? Ja, als het niet anders kan…

Transparantie kan een waarborg zijn. Een uitweg biedt het niet. Oplossing van het probleem vraagt een duidelijke sociale en politieke lijn om opnieuw te definiëren hoe we anno nu het belang van privacy beschouwen en welke gevolgen dat moet hebben. Dat vraagt eerlijkheid van alle betrokkenen over wat reëel is en technisch betrouwbaar. Reëel zijn over de veiligheidsdreigingen bijvoorbeeld. En over de risico’s dat medische gegevens in verkeerde handen terecht komen. Ik weet, ik zet hier een nogal idealistische verwachting neer. Laten we dan (zeg ik met lichte wanhoop) in ieder geval het publieke debat blijven aanzwengelen, zoals NRC dat momenteel doet. Ogen open, snavels open…alles beter dan het tegendeel.