Ja, we maken het…

De maakbare samenleving was ooit een ideaal van vooral linkse politici. Wie die samenleving maakten was ook zonder twijfel: dezelfde politici. Toen dat te weinig opschoot en men toch door ging op dit pad werden ze regenten genoemd. Want mocht de bevolking ook zeggen hoe de samenleving gemaakt moest worden? De goede intenties werden verzwolgen in een storm van verzet en ongenoegen. Rechtse politici profiteerden gretig. Zij prezen de markt aan. Nou ja, de markt als middel om de samenleving te maken, maar natuurlijk werd het niet in zulke verwachtingsvolle termen gebracht. Nee het ging om efficiëntie, het ging om geld. Maar ook de markt faalde, juist op dat punt van efficiëntie. Althans, voor de consument werd het wel leuker, maar niet goedkoper. De invoering van de euro versterkte deze beleving. En de euro was juist de kroon op het marktdenken: heel Europa als een markt. Dus werd de kroon het symbool van nieuw verzet. En de bankencrisis hielp dat verzet onbedoeld een handje. Die hele crisis werkte redelijk ontnuchterend: ook de markt heeft niet het heil gebracht. Zeker nu er kosten bespaard moeten worden blijkt juist de markt een grillig dier dat zich moeilijk laat vangen.

Ontnuchtering dus. Of is het desillusie en desoriëntatie? Als je het kabinetsbeleid in ogenschouw neemt lijkt het daar wel op. Rutte verschuilt zich achter akkoorden die vooral bedoeld zijn om rust in de tent te bewaren. En voor het overige zijn het technische ingrepen en dito argumenten die het beleid kleuren. Maar er is meer (gelukkig).

De samenleving is niet maakbaar. De samenleving maakt zichzelf, is dan de logische omkering. De sociale media en alle andere digitale vindingen maken dat dit idee ook gestalte kan krijgen. Initiatieven tot activiteiten of het maken van communities zijn makkelijker geworden en gebeuren veelvuldiger. Zie de vele mensen die onlangs het bos door struinden om twee vermiste jongens te vinden. Dit deden zij echter niet omdat ze via sociale media over die kans vernamen, maar ook omdat ze het wilden. En dat is een combinatie die de maakbaarheid van onderop vorm geeft: het willen van burgers tot eigen activiteiten kan nu omdat de zelforganisatie ervan ook makkelijk is.

Dat is prachtig, maar de kiem tot een nieuwe illusie van maakbaarheid is er ook mee gelegd: we kunnen het zelf beter regelen. Waar in de staatsrechtelijke theorie de overheid ‘voor de burger werkt’, maar in praktijk de overheid de burgers vaak deze ervaring niet geeft, is nu de gedachte dat de burger samenwerkt met de overheid, als twee gelijkwaardige partners. Ook dit heeft zijn grenzen. In de sfeer van algemeen belang en in de sfeer van welke burgers wel en niet kunnen deelnemen aan de nieuwe vorm van zelforganisatie.

De overheid moet zichzelf definiëren. Dat gebeurt al lange tijd onvoldoende. De kwestie meer of minder overheid heeft er weinig mee van doen, meer of minder ambtenaren al helemaal niet. Hoe maakbaar is onze samenleving en welke verantwoordelijkheid neemt de overheid hierin? Dat zijn wezenlijke vragen die Rutte c.s. zou moeten oppakken.