Markt en Munt

Alom wordt gesteld dat ‘Europa’ het campagnethema wordt van de komende verkiezingen. Ik neem dat onmiddellijk aan. Tegelijk vraag ik me af of Europa hier niet als eufemisme voor economische crisis wordt gebruikt. Wie de media volgt en politici hoort praten kan aan deze indruk moeilijk ontkomen. Europa is oorzaak of oplossing, sleutel of sta-in-de-weg. Al naargelang de beoordeling van de rol die Europa vervult is een politieke partij voor of tegen Europa.

Uh..maar is Europa inderdaad slechts het fundament onder onze economie of de bedreigende tsunami ervan? In Nieuwsuur mochten gisteravond drie politici vertellen wat ze van Europa vinden. Er was een helder zwart-wit stramien bedacht waar elke gast in acteerde: meer Europa, minder Europa en geen Europa. Voor de kijker wel zo makkelijk, voor de gasten ook eenvoudig en voor de presentator (Joost Karhof) prettig te behappen. Het werd daarom niet de meest leuke editie om te bekijken. Voorspelbaar en bloedeloos. De kijker hoefde bij Bonte (PVV), Van Baalen (VVD) en In ’t Veld (D66) niet lang na te denken want die sprak in het eigen straatje. De drie politici hoefden niet echt met elkaar in debat want het is zinloos om een andere straatje interesse te laten hebben voor jouw straatje. En Karhof kon met een minimum aan kennis (en dus voorbereiding) in verschillende bewoordingen de vraag stellen ‘wie o wie heeft het mooiste straatje?’.

Van Baalen trof de kern van de samenkomst uitstekend door Europa te versmallen tot Markt en Munt. Daar werd door zijn collega-politici niets op afgedaan. De twee M’s van de VVD degraderen de europese samenwerking tot samen winkeltje spelen. Jip en Janneke worden goed geholpen. Maar de selectiviteit in het pro-Europaverhaal van de VVD is niet geloofwaardig. Het is een oog dicht doen om en deel van de werkelijkheid niet te zien en alleen te vertellen wat je met je andere oog ziet. Het open oog van Van Baalen zegt dat voor de economie samenwerking onontkoombaar is: onze handelseconomie en de globalisering dwingt dit als het ware af. Economische samenwerking in Markt en Munt moet als we welvaart willen behouden.

Het gesloten oog van Van Baalen verzwijgt dat onze welvaart (en welzijn) ook is verzekerd doordat we bijvoorbeeld de milieuproblemen weten op te lossen. Net als bij economie is dat een internationale grootheid waar Nederland nooit alleen met succes in kan opereren. Markt, Munt en Milieu…klinkt toch best goed, niet?

Dus waarom wel Markt en Munt en niet Milieu? Wat verzwijgt het gesloten VVD-oog nog meer?

Dit: samenwerking levert ook wat op: samen sterker, kent u ‘m nog? Op onderwijsterrein is de kwaliteit van opleidingen gebaat bij uitwisseling van kennis en studenten. De EU vervult hier een belangrijke rol in, maar voor de politici gisteravond blijkbaar onvoldoende om voor de toekomst zeker te worden gesteld. En is bij voedselveiligheid niet hetzelfde aan de hand? En is die europese samenwerking dus wel erg handig?

De pro-europeaan In ’t Veld aan tafel bleek hetzelfde oog als Van Baalen ook stijf gesloten te hebben. Waarom Europa nu zo belangrijk is, belangrijker dan de VVD dat vindt, wist ze niet te vertellen. In een herkenbare, maar sleetse en kansloze repetitie, hamerde ze erop dat het allemaal wel wat democratischer moest. Dat zal zo zijn, maar het klinkt als een vermaning die al honderd keer is gegeven en altijd zonder sanctie bleef. Je luistert er niet meer naar, het is een antiquiteit geworden in het vertoog over Europa.

Als Europa inderdaad het campagne-onderwerp wordt dan ga ik nog vaak mijn tenen krommen de komende maanden. Europa blijft een bastion voor vrede op het continent. Maar ook dit is een antiquiteit, zij het een die terecht telkens wordt afgestoft. Europa is daarnaast een huis die samenwerking mogelijk maakt op voor elke lidstaat belangrijke items. En Europa is, trouw aan de wortels, een werkvloer waar de europese economieën zich proberen te ontwikkelen. Ik mag hopen dat het Nieuwsuur-gesprek een faux pas was die bij een vervolg wordt vervangen door een meer intelligente benadering begeleid door een beter voorbereide presentator. In die intelligente benadering zijn vooral de politici aan zet. Gaan we de europese samenwerking versmallen tot alleen iets wat goed (of slecht) is voor onze economie? Zoals indertijd Zalm (ook VVD) Europa presenteerde als een belegging, iets waar je geld in stopt en waar dan minstens ook weer evenveel geld uit moet komen? Of krijgen we ook de bredere visie(s) te horen en durft men elkaar, met beide ogen open, daarop aan te spreken? We gaan het zien.

Steden bouwen

Het programma Tegenlicht bood gisteravond (wederom) een boeiende documentaire. Het ging over de stad van de toekomst. Dat klinkt als ver weg, maar zeker bij stedenbouw en planologie is toekomst een betrekkelijk onmogelijk begrip. Er komen bij stedenbouw zo veel trends en ontwikkelingen samen dat regressie, progressie, evolutie en spurt, elkaar in een bonte potpourri gezelschap houden. Waar begint dan precies de toekomst?

Gaandeweg de uitzending kwamen er twee opvattingen tegenover elkaar te staan. Een uit Zweden, door Ikea gefinancierde onderneming (Landprop) streeft het ideaal van de maakbare gemeenschap na. Stedebouw houdt bij de Ikeanen niet op als de laatste steen is gelegd. In hun visie blijft de stedebouwer de gehele levensduur van het onroerend goed verantwoordelijk voor de gemeenschap die er gebruik van maakt.

De auteur van Arrival City (Trek naar de Stad), Doug Saunders, betoogde juist dat planning en regelgeving gematigd moet worden en stedenbouwers en overheden een mate van anarchie moeten accepteren. Hij onderbouwde die opvatting met enkele herkenbare opmerkingen. Zoals dat de wijken die in de jaren vijftig en zestig zijn gebouwd, gekenmerkt worden door (zijn woorden) ‘akelige groene grasvelden’ en geen ontmoeting, geen informatie-uitwisseling, geen handel et cetera faciliteren. Zijn ideaal is een stad waar je zo veel met elkaar te maken hebt dat er vanzelf ideeën opkomen die tot activiteiten en handel leiden. En dus moet er ruimte zijn ook in regelgeving, om dat toe te laten. Met dichtgeregelde bestemmingsplannen had Saunders begrijpelijkerwijs dus ook niet veel op.

Ik voelde mij verreweg het meest thuis bij insteek van Saunders. En overtuigend was het ook weer niet. Zijn premisse is dat bewoners een groot vermogen hebben om zelf onderling conflicten op te lossen, regels te stellen, kortom: het samenleven vorm te geven. Ik vraag me af of je dat zo generalistisch als uitgangspunt kan nemen. Wie opeens ingeklemd komt tussen de etensluchten van twee naburige restaurantjes en niet vaardig is dat bespreekbaar te maken, heeft een probleem. Of zou, in de opvatting van Sanders, zo iemand dan moeten verhuizen om het grotere goed van de dynamiek in de stad te bewaken?

Op dit menselijke aspect ging de documentaire helaas onvoldoende in. Ook al wees de bioloog Geoffrey West er terecht op dat het vaak over concepten gaat en niet over de mensen die er moeten wonen. Dat werd fraai geïllustreerd toen een voorganger van de Ikeanen werd gevraagd wat hij er van vond als bewoners buiten zijn concept van gemeenschapsvorming om iets gingen doen. Hij reageerde met een mengeling van afgrijzen en ongeloof: dan was er sprake van mislukking. Hij had dan gefaald.

In het kamp van Ikea plaats ik ook de pogingen van Siemens die ergens in een woestijn (hoe ironisch) bezig is de stad van de toekomst te bouwen. Nu bewoond door studenten. De insteek van Siemens is wel een realistische: als grondstoffen opraken, energie en water schaars worden, hoe houden we steden dan bewoonbaar? Feitelijk gingen zij door middel van technische foefjes aan het rantsoeneren. Wie te veel electriciteit of water verbruikte kreeg een waarschuwing. Dat lijkt verdacht veel op het moralisme dat Ikea toonde in haar denken. En tegelijk grijpt het in op de privé-sfeer doordat er toezicht is. Na de camerabewaking in het publieke domein, de controle die via internet kan worden uitgeoefend, is het en nieuwe vorm van inkapseling. En tegelijk is het ook realistisch te denken dat het een onontkoombare noodzaak wordt. Want het aan de markt overlaten betekent dat het prijsmechanisme de verdeling organiseert en dat heeft scherpe onrechtvaardige kanten.

En zo blijkt de tegenstelling toch misschien minder groot. De stad van de toekomst zal een duurzame moeten zijn. Sociaal gemeenschapsleven en lokale economie faciliteren is moeilijk als basale behoeften voor energie en water een dagelijkse zorg zijn. Dat in Londen 1 op de 3 liter drinkwater weglekt door verrotte waterleidingen was in dit opzicht shockerend en geruststellend: met de nodige investeringen kan er op dat vlak veel efficiëntie worden gewonnen.

Het zou interessant zijn als de Ikeanen en Saunders ook hun licht over de duurzaamheidsvragen hadden mogen schijnen. Wat ooit in de negentiende eeuw begon als disciplinering van de lagere sociale klassen, krijgt in de Siemens-benadering een vervolg met gedrag-instruerende waarschuwingen en prikkels. Dit keer niet om ‘sociaal aangepast’ te leven, maar uit noodzaak om schaarse grondstoffen te delen. Gaat iedereen dat zonder meer accepteren? Ligt dat in het Westen anders dan in China? En zou dan de benadering van de Ikeanen hierin succesvoller zijn dan de opstelling van Saunders? Ik voorzie nog moeilijke keuzes…